Voor de expositie van Simon Benson, bij PHŒBUS•Rotterdam, schreef Ad van Rosmalen de inleidende tekst. Al vijfendertig jaar tekent de kunstenaars vrijwel dagelijks en heeft zo een rijk en veelzijdig oeuvre bijeengebracht. Deze tekst verschijnt ter gelegenheid van de expositie van Simon Benson: "On Both Sides of the River" bij PHŒBUS•Rotterdam, mei 2024.
Het vermoeden van Simon Benson
Doorheen de kunstenaar op zijn atelier, zie ik op de achtergrond Simon Benson in zijn afstudeertentoonstelling in wat toen nog heette de Academie voor Industriële Vormgeving, iets meer dan vijfendertig jaar terug. Wat hij al wist van tekenen, moest ik nog ontdekken.
Ongeveer tezelfdertijd noemde een andere kunstenaar zich a mystical Englishman lost in the continent en meende dat dat voor de kunstbewoners van dat continent een interessante positie was. Simon Benson deed zich niet voor als mystical, in ieder geval niet voor de ander, but Englishman he was, from top to toe. En Londenaar, waar the artist as a young man werkte in the City, in het Groot-Brittannië dat de naoorlogse resten van het koloniale rijk rap aan het omvormen was tot de prototypische neoliberale maatschappij waar nu de verwoestende werking van duidelijk wordt. Londen, bijna een stadstaat in een natie, met een brede getijdenrivier die de kunstenaar dagelijks kruiste op weg naar het werk bij een verzekeringsmaatschappij. Ondertussen las hij de laat-negentiende en twintigste-eeuwse Europese grootliteratuur bij elkaar en bezocht in de lunchpauzes The National Gallery op Trafalgar Square.
Voor zijn werk was dat misschien niet de juiste lectuur en vrije tijdsbesteding, maar voor de latere kunstenaar was het vormend.
Na de Europese reizen die hij maakte, werd uiteindelijk Eindhoven zijn domicilie, met wat overdrijving gezegd, een andere zakelijke grootstad, waar Philips terugweek en ASML opkwam. En waar op de huidige Design Academy een afdeling Autonome Kunst was. Simon Benson kwam aan in de kunst en het tekenen als dagelijkse arbeid begon, het eindigde nooit meer. Wat hij al wist van tekenen, als verbeelding, kwam misschien eerder voort uit de literatuur dan uit de beeldende kunst. Als hij al dacht iets te kunnen betekenen in of voor de kunsten, dan zou dat aanvankelijk eerder vanuit het auteurschap zijn, dan als beeldende kunstenaar. Simon Benson schrijft nog steeds, in zijn moedertaal, en gebruikt in zijn tekeningen en objecten letters en woorden, zinsdelen en later hele zinnen, al dan niet ontleend aan de teksten van anderen. Het zijn beeldelementen geworden, doordat ze in een ander domein optreden, dat van het tekenen. Als talige uitdrukkingen zijn ze waarschijnlijk van grotere betekenis voor de kunstenaar zelf dan dat ze iets specifieks beogen mee te delen aan de beschouwers. De enkele lettertekens of woordgroepen missen daarbij letterlijk omliggende context, om voldoende informatief gehalte te verkrijgen. Die beeldelementen vormen feitelijk voor de kunstenaar het verband met de literatuur, als altijd aanwezige achtergrond.
Dat er portretten zijn van geliefde schrijvers, James Joyce en Albert Camus bijvoorbeeld, is natuurlijk ook bedoeld als eerbewijs, maar het zijn geen afbeeldingen in de zin van gelijkenis te willen tonen met de gezichten van de auteurs. Als object, onderwerp, van het tekenen zijn ze vormmodel voor de lijnen die getrokken moeten worden met potlood op papier. Want tekenen was dan wel niet de eerste drijfveer voor de lust van verbeelding, maar werd wel de belangrijkste.
Wat Simon Benson kwam te weten door het tekenen, was dat de getekende contrasten tussen wit en zwart, van papier en potlood, een meer directe manier van verbeelding zijn dan het schrijven van woorden en lezen van zinnen. Eén woord, behalve dan vanzelfsprekend het Eerste Woord, heeft er altijd meer nodig, terwijl één tekenlijn onmiddellijk bestaat als zichtbaar en, eventueel, betekenisvol gebaar, of in ieder geval de weerslag van dat gebaar. Natuurlijk is het hier niet echt mogelijk om twee belangrijke media van het menselijk uitdrukken, tekenen en schrijven, op deze manier te vergelijken, dat is alleen zinvol in schrift- en tekenculturen waar men gebruikt maakt van karakters, zoals in bijvoorbeeld de Chinese talen. Maar toch is de directheid van het teken, in het in één oogopslag kunnen zien van het geheel, een belangrijke eigenschap ervan die het voorheeft op de geschreven taal. Bij het nadere bekijken van de tekening komen er wellicht andere zaken tevoorschijn, misschien zelfs in contrast met de eerdere directe blik, en voor een deel ligt, de mogelijk onterechte, vergelijking tussen taal en teken wel in een omkering. Want als men de tekst gelezen heeft en in detail bestudeerd, wordt de inhoud vaak onmiddellijk herinnerd met een enkele zin eruit, als beeld voor de gehele tekst. Te weten dat er getekend kan worden, dat alles getekend kan worden, is voor Simon Benson de essentie van zijn kunstenaarschap. Zozeer zelfs dat de vraag naar het waarom van dat tekenen hem voor een groot raadsel stelt, alsof er onderscheid is te maken tussen deze kunstenaar en zijn tekenen. Niet voor Simon Benson, terwijl iedereen tegelijkertijd weet dat zo'n bijna mystieke band tussen de kunstenaars en hun werken niet echt bestaat. Maar deze kunstenaar ademt tekenen, in en uit, en het tekenen verteert wat hem invalt en toekomt, wat hem opvalt en toeschijnt dat er in de wereld rondom is op te merken en te beschouwen. Maakt hem dat dan tot een bijzondere kunstenaar? Is zijn benadering van de beeldende kunst dan zoveel uitzonderlijker dan die van andere kunstenaars? Misschien niet, maar hij is wel een uitzonderlijk bijzondere tekenaar geworden. Hij is er met anderen, zoals bijvoorbeeld Marc Nagtzaam en Arpaïs Dubois, in geslaagd om het tekenen tot een eigen discipline van de beeldende kunst te maken. Bij hem is tekenen geen voorbereidend werk, voor een schilderij of welk ander nieuw medium dan ook, maar het is het werk zelve, dat tekenen. Dát tekenen. En dát, en dát, en ook dát... De vele jaren op het continent maken het teruggaan naar Engeland, naar Londen, tot een andere aangelegenheid dan eerder, toen er ook nog familie bezocht kon worden. In sommige van de tekeningen is de weemoed in woorden en zinnen aangebracht, om te lezen, bang misschien dat de kunstenaar is dat het anders niet opgemerkt zou worden. De witte kusten van Dover, zoals in de tekeningen A Long Way Back and A Long Way There, zijn altijd al een vorm van langdurige longing. De letters, die in werkelijkheid meer dan twaalf meter hoog zouden zijn, ontstonden als het ware met de kalkskeletten van de ontelbare generaties weekdieren mee, als toevallige verkleuring die taal bleek te worden. De woorden kunnen geen boodschap van de kunstenaar zijn, aan verlangende mensen, maar een uitdrukking van tijd, zoals die in sedimentgesteenten ligt opgeslagen. De persoonlijke geschiedenis van deze toevallige mens, kunstenaar Benson, is ten opzichte van de diepe geologische tijd, verwaarloosbaar.
Dát kan het zijn waar de kunstenaar achter kwam, door het maken van deze tekeningen, dat de diepe tijd van rotsen leert dat de aanwezigheid van menselijk leven futiel is. Zo bezien zal het verlangen naar het geven van betekenis aan dat leven, eventueel door middel van tekeningen, weinig bijdragen aan de toestand van de kosmos. De tekenaar tekent en vermoedt dat zijn werken op de eeuwigheid relatief zijn. Maar niet voor hem, niet voor de beschouwer, en ook niet voor de krijtrotsen. Niet voor de krijtrotsen? In een poëtisch kreet krijten de rotsen over hun lange bestaan en de tijd die ze moeten doorstaan, langzaam afkalvend door erosie. Voor de rotsen zijn de tekeningen aldus een troostend gebaar, door het tekenen is men dat te weten gekomen, de kunstenaar en de anderen.
Is dit het wat Simon Benson al wist van tekenen en wat ik nog moest ontdekken? Op z'n minst had de kunstenaar een vermoeden want anders zou hij, in retrospectief vastgesteld, niet zo stelselmatig en nauwkeurig hebben kunnen werken aan het veelzijdige oeuvre, met ook objecten en installaties, dat hij nu het zijne kan noemen. Wanneer men tekenen niet louter opvat als afbeelding of verbeelding, maar eerder als prospectie of inspectie, vooruitzicht of onderzoek dus, dan kunnen we het vermoeden van de kunstenaar een meer algemene duiding geven, namelijk dat tekenen een faculteit van het kennen is. Men kan lezen, men kan schrijven, maar men kan ook kijken en tekenen om het leven van mensen en de staat van de wereld te leren kenen.
Simon Benson is man van de wereld en mensenkenner doorheen het tekenen.